Een stad waar de wolken de zon overheersen, waar genetische modificatie in opkomst is. Zowel om mensen onsterfelijk te maken (Dit natuurlijk nooit helemaal zou lukken. Maar wel dat ze genezen van verwondingen.), als om fetisj mutanten te creëren.
Zo proberen ze dan ook het kweken op mensen, het doorkweken van zenuwstelsels die meer aan kunnen en zichzelf helen. Maar dit doen ze niet zonder wat hulp van hun gevangenen.
Jonathan: Oké... duidelijk. Niemand heeft kennelijk zin.
Aug 11, 2015 17:55:35 GMT
Rhyme: Jawel ik! Maar het is hoogseizoen bij de pretparken dus is het gewoon heel druk Nog 3 weken en dan is het als het goed is weer rustig!
Aug 16, 2015 13:56:59 GMT
Jonathan: de drie weken zijn geloof ik wel om? Waar is iedereen?! =(
Sept 16, 2015 17:24:55 GMT
Blaze: Sorry, niet de beste post, maar het is iets
Sept 22, 2015 22:08:38 GMT
Lilith: Yay!!! Nu nog ook in andere topics alsjeblieft 0=)
Sept 23, 2015 13:20:02 GMT
Een stad waar de wolken de zon overheersen, waar genetische modificatie in optocht is. Zowel om mensen onsterfelijk te maken (Dit natuurlijk nooit helemaal zou lukken. Maar wel dat ze genezen van verwondingen.), als om fetisj mutanten te creëren.
Zo proberen ze dan ook het kweken op mensen, het doorkweken van zenuwstelsels die meer aan kunnen en zichzelf helen. Maar dit doen ze niet zonder wat hulp van hun gevangenen.
Hij had een versnelde ademhaling, terwijl hij langs de verlaten panden rende. De wolf, de wolf de wolf. Zijn voeten brachten hem zo snel als hij kon vooruit, richting het grote verlaten pand. Hij droeg enkel een simpel zwart shirt en een kapotte spijkerbroek waar nog wat bloed aan hing. Hij had het warm, ontzettend heet om het maar even beter te omschrijven. Dit terwijl het toch wat ijzig was buiten. Hij was al te lang aan het rennen en dat voelde hij dan ook in zijn longen. Hij hoorde de botten in zijn arm kraken en een vluchtige blik zorgde er dan ook voor dat hij zag hoe de botten in zijn arm zich hadden veranderd. Hunter gromde, dit was niet echt de bedoeling. Hij kwam aan bij een groot gebouw, maar hij wachtte niet en stormde gelijk naar binnen. Een gevangenis, meteen voelde hij zich minder veilig; maar hij was hier nu. 'laat me spelen, laat me eruit.' Zei een stem in zijn hoofd. "Nee." Gromde Hunter boos, maar voordat hij iets meer kon zeggen, voelde hij een kogel door zijn arm. Een man met een geweer kwam naar hem toe en Hunter keek toe hoe zijn arm de wond weer heelde. "We houden niet zo van jullie soort." Zei een andere man die uit de schaduw kwam, hij ging zich nu pas weer op de omgeving richten en merkte dat er teveel waren. Hij wist dat een kogel door het hoofd niemand kon overleven, dus hij vast ook niet. 'Ik kan je helpen.' De stem in zijn hoofd, deze zichzelf als een wolf door zijn hersens voortbewoog. Hij voelde hoe hij steeds meer de controle verloor. Hunter verloor zichzelf en zijn lichaam veranderde verder. Maar voor Hunter werd alles steeds vager en nam de wolf het over. Een ravage, de halsband was zelfs in zijn wolven vorm te zien en zijn ogen waren fel rood van kleur. Toen hij enkele uren laten zichzelf weer was, ontwaakte hij tussen een hoop lichamen. Zelf zat hij onder het bloed en voor het eerst hoopte hij op regen, iets wat natuurlijk nooit voorkwam bij The Below. De jongen duwde zich omhoog van de grond, terwijl hij naar een nog redelijk aan elkaar zittend lichaam en nam de broek van de man over om deze zelf aan te doen. Hij was iets te groot, maar het was tenminste iets. Hij graaide een lap van de grond en bond deze om zijn hals heen. Hij moest nu echter wel iets van een shirt vinden, het litteken op zijn rug was nog te opvallend. Het was makkelijker gezegd als gedaan, aangezien de meeste mannen in stukken lagen, maar er was er een met nog een redelijk heel bovenlijf. Hij trok het shirt aan, waar drie groten sneeën aan de voorkant van het shirt zaten. Hij liep langzaam richting een trap, hij was benieuwd of er ergens water in de buurt zou zijn en waar kon hij dat beter vinden als dat hij ergens hoog zou staan? Dus liep hij nog een trap op en nog een trap, totdat hij bij een aantal kantoren aan kwam. Even verderop leek een zwembad te zijn, maar het enige wat er in moest zitten was water en dat was maar te hopen.... Toch ging hij nog niet, hij hoorde namelijk iets beneden en als vanzelf zakte hij in elkaar tegen de muur en wachtte, benieuwd naar wat het was.
Jon had het tumult bij de verlaten gevangenis gehoord. Hij was er behoedzaam naartoe gelopen en was het gebouw binnen gegaan. Hij zorgde ervoor niet gezien te worden, want hij wist dat hier bepaalde types ronddwaalden waarmee je geen ruzie wilde. De schoten weergalmden door de gangen. Zoveel kogels. Waaraan werden ze verspilt? Hoewel het niet zijn zaken waren, was Jon vrij nieuwsgierig. In lange tijd was er niet zoveel geweld geweest. Zelfs de laatste wedstrijd was alweer even geleden. Waren ze dan aan het oefenen? Nee, dat paste niet bij de anderen geluiden die steeds duidelijker werden. Schreeuwen die verstomden in gegorgel. De geur van bloed werd sterker en sterker. Jon vertoefde zich in een leeg kantoortje. Hij liet zich zakken op zijn hurken en luisterde aandachtig. Het klonk alsof een wild beest tekeer ging. En ergens voelde het bekend. Het nodigde zelfs uit om mee te gaan doen. Kort liet Jon zijn tong langs zijn iet wat puntige hoektanden glijden. Nee, hij zou op afstand blijven. Hoewel hij misschien veel gemeen had met het beest verderop. Zelf was hij niet volledig. Hij had in feite gebreken om het zo te noemen en daardoor zou hij dit verliezen als hij zich ermee ging mengen. Het tumult doofde uit. De enige geluiden die nu nog te horen waren, was het kraken van botten en het scheuren van vlees. Maar ook dat hield vrij snel op. Jon fronste zijn wenkbrauwen. Zo abrupt? Waarom dat? Was hij ontdekt? Jon luisterde ingespannen, maar er klonken geen stappen zijn kant op. Vreemd genoeg klonken er ook geen stappen die van de plek weggingen. Wat was er aan de hand? Even twijfelde Jon. Zou hij gaan kijken? Of zou dat zijn dood worden? Ach, wat maakte het nu echt uit? Een zonnige toekomst zou hij toch nooit krijgen. Ofwel zou hij vroegtijdig sterven, of hij zou wanneer hij te oud was om nog te vechten sterven. Liever eruit in een laatste glorie, dan uitgeblust ten onder gaan, besloot Jon. Hij kwam overeind en liep weer de gang op. Daar bleef hij even staan wachten. Hooguit een minuut voordat hij verder ging. De gang volgend kwam Jon bij een ware slachtpartij aan. De muren waren besmeurd met bloed en overal lagen lichamen of delen ervan. Vrijwel ten midden van dit alles, lag één figuur die nog ademhaalde. Jon concludeerde dat dit degene was die had huisgehouden. En de band om zijn hals zei genoeg over de klasse. Nee, daar had Jon echt niet van kunnen winnen, wist hij. Een beetje zoekend keek Jon om zich heen. Hij kon hier nog best wat mee. Zo vond hij twee handwapens die nog wel eens van pas konden komen en eigende die zich toe. Verder zoeken leverde hem enkele extra magazijnen op. Het enige nadeel wat dit alles had, was dat zijn handen onder het bloed kwamen te zitten. Verdomme, dat werd weer proberen om ergens binnen te komen zonder problemen te veroorzaken en ongezien het rood van zijn handen krijgen. Hoewel... Jon keek naar een losliggende arm en ging met zijn tong weer langs zijn tanden. Als hij dan toch al bloed aan zijn handen had, kon hij best verder gebruik van de situatie maken. Het was immers ook een tijd geleden dat hij had toegegeven aan deze honger. Jon raapte de arm op en liep ermee weg. Hij vertoefde zich weer in het kantoortje waar hij eerder ook had zitten wachten. Hier begon hij aan zijn kleine uitzondering. Het vlees smaakte hem goed, mede door het bloed. Het wakkerde het beest in hem aan, waardoor hij zelfs de kleine botjes ook kraakte en opat. De onderarm moest hij echter dumpen. Jon had lang over zijn eten gedaan. Niet alleen om ervan te genieten, maar ook omdat zijn kaken in deze staat niet perfect waren voor een dergelijke maal. Dus kostte het hem meer moeite dan iemand die volledig was. Hij gooide het overgebleven bot een hoekje in. Kort erop dacht hij iets te horen. Beweging. Iemand liep in de gang en ging hoorbaar de betonnen trappen op. Jon kwam overeind. Hij liep behoedzaam de gang in en zocht de trappen op. Hierdoor kwam hij weer langs de slachtpartij, en inderdaad ontbrak daar de persoon die er eerder nog als enige levend had gelegen. Twijfelend keek Jon bij de trappen omhoog. Zou hij zich voorstellen of maken dat hij daar wegkwam?
Hij luisterde aandachtig, moest hij naar beneden gaan? Hij twijfelde, ook omdat hij niet wist wat voor houding hij zichzelf dan moest geven. Moest hij diegene dreigend naderen of juist rustig, alsof er niks aan de hand was. Maar het was nu ook niet zo dat de jongen dit alles zozeer uit vrije wil had gedaan... Hij piekerde en als je hem had zien zitten, was dat ook duidelijk geweest. Hij staarde voor zich uit, terwijl hij aan het bedenken was wat hij nu eigenlijk moest doen. Hij had sowieso schone kleding nodig en een bad, zoveel was duidelijk; maar zonder hier vandaan te gaan, ging dat niet gebeuren. Een zucht, terwijl hij opstond, hij moest het maar doen. Hoe, dat lag eraan hoe de andere persoon erbij stond. Had hij een wapen vast, zag hij er heel bedreigend uit? Zijn rode ogen zochten even de omgeving af en een gebroken spiegel aan de muur zorgde ervoor dat de jongen opstond om erin te kijken, bloed, veel bloed. Het was in ieder geval duidelijk wie er zijn best had gedaan op de mensen beneden. Hij liep het kantoor uit en sprong de trap af, en toen nog een trap, totdat hij de kans had om naar de begane grond te springen. Een aantal verdiepingen beneden kwam hij met een flinke klap op de grond. Maar niet omdat zijn lichaam het begaf, meer omdat de grond onder zijn schoenen wat scheuren begaf. Hij keek naar de man die bij de trappen stond en keek hem achterdochtig aan, duidelijk dat hij de man niet helemaal vertrouwde. "Hoor jij bij hen?" Vroeg de jongen toen na enkele tellen. Hij bleef aandachtig luisteren, terwijl hij op iedere ademhaling en beweging lette. Hij was niet van plan om nu alsnog dood te gaan. Hij voelde zich sterk, hij had genoeg bloed op. Maar dat wilde niet zeggen dat hij niet kon verliezen. Vandaar dat hij alert bleef, hij wachtte op een antwoord, ook al wist hij dat het mogelijk was dat hij geen eerlijk antwoord kreeg.
Jon had willen weglopen, toen hij weer beweging hoorde. Hij keek terug omhoog. De jongeman van eerder sprong in het trappenhuis naar beneden. Jon volgde de bewegingen met zijn ogen. Met een klap eindigde de jongen op de grond. Voor een moment stonden de twee elkaar strak aan te kijken. Jon kon er bedreigend uit zien, puur door zijn postuur, maar er was verder niks specifieks aan hem te zien. De wapens zaten aan de achterkant tussen zijn broekrand, zijn nagels leken normaal en zijn tanden waren niet te zien. Het enige wat nog wel opviel, was de veeg bloed die op zijn kin zat. 'Hoor jij bij hen?', vroeg de Aziatische jongen. 'Nee, ik hoor niet bij hen. Ik kwam enkel op het lawaai af. Toen het stil was, ben ik wat dichterbij komen kijken. Je lag tussen de lijken, alsof je een black-out had gekregen. Heb je iets tegen deze gang?', vroeg Jon enigszins nieuwsgierig. Want om waarschijnlijk een halve bende uit te moorden, moest er toch wel iets aan de hand zijn?
Een black-out? Dat was zacht uitgedrukt... maar dat was iets wat hij hem niet zomaar ging zeggen. Zijn lichaam zag er dan wel onbeschadigd uit, hij had zeker een hoop kogels opgevangen. Maar daar was echter niks meer van te zien. Mede door zijn 'halsband' en doordat hij het meeste DNA van een weerwolf had, waren de kogels niet meer in zijn lichaam en de wonden niet meer te zien. "Ik moet rusten na zo'n heftige aanval." Hij had zelf ook in de gaten dat het eigenlijk niet helemaal logisch klonk. Maar het klopte in zekere zin wel. Het probleem was echter meer dat hij zelf niet eens in de gaten had dat hij zo'n aanval had gepleegd. Alles op zijn pad verwoestte hij op zo'n moment en dan werd hij enkele minuten en soms zelfs uren later wakker in, zoals nu ook was, een plas bloed. "Ze wilde me vermoorden." Gaf Hunter toen toch wat mopperend toe. "Dus moest ik mezelf verdedigen." Het was overduidelijk dat de man wist dat hij deze ravage had gesticht. Iets wat hij moeilijk kon ontkennen met hoe hij eruit zag. "Maar wat maakt het jou uit?" Toch kwam weer de achterdochtigheid terug en de jongen deed een stap vooruit, niet zozeer om hem achteruit te jagen, meer omdat hij zich afvroeg of er iets aan deze man was. "Wat ben jij?" Vroeg hij dan ook automatisch, hij had een veeg bloed op zijn kin... Of was het niks en dacht hij het enkel?
Rusten na een aanval? Dat klonk Jon niet logisch in de oren. De Aziatische jongen was immers van hoge klasse. Probeerde hij hem onzin te verkopen? Hoe dan ook, Jon geloofde het niet en probeerde voor zichzelf iets logisch te vinden waarom de jongen knock-out had gelegen. 'Ze wilden mij vermoorden, dus moest ik mijzelf verdedigen', was het antwoord op Jon zijn eerder gestelde vraag. Jon fronste zijn wenkbrauwen. 'Dat zegt nog niet veel', merkte hij daarom ook op. 'Ik bedoel of je een langer lopende ruzie met ze had ofzo, dat je hen opzocht of een reden gaf om je te willen vermoorden.' Ondanks dat hij zelf nooit persoonlijk ruzie had met de bende die hier vertoefde, wist Jon wel dat ze niet zonder reden iemand wilden omleggen. Er moest dus iets spelen. Want enkel op "verboden terrein" lopen, kon toch zeker niet gelijk een dergelijke reactie uitlokken? Een waarschuwing was toch wel het minste wat je kreeg. 'Wat maakt het jou uit?', vroeg de Aziatische jongen achterdochtig. 'Niet veel', antwoordde Jon schouderophalend. 'Het was gewoon al lange tijd heel rustig in de omgeving. Dus voor deze bende om zo te reageren... Dat prikkelde mijn nieuwsgierigheid.' De jongen had een stap vooruit gedaan en Jon probeerde te peilen of dat uit agressie was. Zo ja, dan werd het toch nog vechten vanavond. Ook al was hij niet volledig zoals de jongen voor hem, hij zou zich niet zomaar op de kop laten zitten. Verhoudingsgewijs qua lichaam was het al vreemd eigenlijk. Hijzelf groot en gespierd, tegen een kleinere en minder gespierde jongen die wel volledig was. Ergens vond Jon het niet echt eerlijk. 'Wat ben jij eigenlijk?', vroeg de Aziatische jongen. Jon keek op hem neer. Ergens deed de simpelheid hem denken aan het meisje wat hij eerder had ontmoet. Daarbij waren die twee ook nog eens van dezelfde lengte. Beiden haast schattig te noemen. Hij dacht even na over wat te antwoorden. 'Genetisch een mislukking, denk ik', antwoordde Jon bedachtzaam. 'Tenminste, zij vonden mij een succes, enkel omdat ik bleef leven. Ikzelf ben er wat minder enthousiast over.' Een flauwe, bittere grijns gleed over zijn gezicht. 'Ze hebben mij willen maken tot iets met Weerwolf erin. Dus... Dat is wat ik ben. Gedeeltelijk een Weerwolf', antwoordde Jon achteloos. Hij vermeed het woordje mutant, omdat hij niet het idee had een mutatie te zijn. Immers waren het niet zijn cellen die van zichzelf een afwijking hadden. Nee, hij was zo in elkaar gezet.
Een korte grom, het was al lang rustig. "Te nieuwsgierig." Hij was er duidelijk niet blij mee dat deze man zijn neus stak in dingen die hem eigenlijk niet aangingen. Hij zei dat hij een genetische mislukking was en Hunter keek hem dan ook vragend aan. Hij was deels weerwolf? Dat was dan wel weer iets wat ze gemeen hadden, althans, hij was gewoon een weerwolf. Al was de weerwolf vorm van de man vast iets normaler te noemen. Bij Hunter was de halsband nog zichtbaar en een dunne lijn die over zijn ruggengraat liep, was haarloos. Toch was hij niet van plan om te vertellen dat hij een weerwolf was. Toch had de man het over genetisch.... Hield dat in dat hij meer wist over de halsband? Nee, hij ging het niet vragen. Ook al wist de man misschien meer, ook al wist hij misschien al dat hij het ding had. Hij vermeed het vaak om erover te denken, het was toch iets waar hij mee moest leren leven. "En als antwoord op je vraag, ik ken ze niet. Dus nee, ik had geen ruzie met ze. Er werd enkel gezegd dat ze niet zo van mijn soort hielden. Dus als je heel erg nieuwsgierig bent, ik weet verder niks. Het enige dat ik weet, is dat ik ze heb afgemaakt. Waarom doorzoek je hun kleding niet als je meer wilt weten?" De jongen wilde duidelijk niet veel kwijt over wat er gebeurt was, alleen was het niet duidelijk of dat was omdat hij iets wilde verbergen of de man gewoon irritant begon te vinden. Niet dat er veel over was van hun kleding, maar daar kon hij misschien meer uit halen. Hunter zat er nog steeds mee dat hij zichzelf moest opschonen. Hij kon moeilijk als wolf door de stad heen rennen, hij moest iets beters verzinnen.
Te nieuwsgierig? De Aziatische jongen liet een grom horen. Hm, iemand had een korte lontje... Jon rolde zijn schouders even. Dit ging alsnog knokken worden dus. Maar, tegen verwachting in sprak de jongen nog wel. 'Ik hoef over hun niets te weten. Dat wist ik al voordat jij ze had afgemaakt', zei Jon. Dat de jongen het zo over deze bende had, gaf reden om te geloven dat hij pas recentelijk uit The Below was gekomen. 'Je bent zeker nog niet lang uit The Below weg, anders wist je zelf ook wel meer over de zaken hier.' Het was geen verwijt, meer een observatie. 'Wat ik je kan adviseren, is om niet overal met agressie op te reageren.' Hier doelde Jon op de dreigende houding die de jongen tegen hem leek aan te nemen. 'Dat zal de aandacht trekken. En tegen de verkeerde mensen zal het je weer terug in The Below laten eindigen. Maar je moet het zelf weten. Succes met je nieuwe leven.' Jon draaide zich om en liep verder terug de gang in om de gevangenis te laten. Onderweg likte hij het bloed van zijn vingers. Hij zou buiten wel iets zoeken om de kleine restjes weg te wassen.
Hij kende ze? De jongen werd nu zelf gelokt door nieuwsgierigheid. Doordat de man blijkbaar wist wie ze waren en wat ze deden. Vooral toen hij aangaf dat hij nog niet lang uit de below kwam. Hij kon zich niks herinneren van het verblijf daar, zijn halsband zei hem veel. Maar het kon ook iemand zijn die gewoon een stuk metaal door zijn lichaam had doorboord. De man wilde weglopen en dat was Hunter niet van plan te laten gebeuren. Hunter versnelde zijn pas, terwijl hij over de man heen sprong en zichzelf omdraaide om de man weer aan te kijken. "Waarom denk je dat ik uit The Below kom?" Achterdochtig, wist deze man iets van hem af, of wist hij sowieso meer over dat zaakje? "Wie waren die mensen?" Het was wel duidelijk dat Hunter niet helemaal wist hoe het er hier aan toe ging en dat hij als een gestoord beest reageerde op dingen. Als hij al uit The Below kwam, was het makkelijk te zien dat hij haast gemaakt was om te vechten.
Jon keek de jongen alert aan, toen die besloot voor hem te springen. Het was echter niet nodig, zo bleek uit het feit dat hij vragen begon te stellen. 'Waarom ik dat denk?', Jon glimlachte even. 'Ik weet het wel zeker. Je halsband verraad je. Het bestempeld je ook tot een bepaalde klasse', legde hij uit. 'En die mensen... Dat weet ik helaas niet zeker. Dat kan namelijk per persoon verschillen. Ikzelf viel onder het toezicht van Dokter Krizuh. De "goede" man is helaas niet meer onder ons.' Jon sprak het woordje helaas cynisch uit en met een valse grijns, waarbij misschien een andere kleur kort over zijn grijsgroene ogen glansde. 'Dat ik, en jij overduidelijk, uit The Below weg zijn, wilt niet zeggen dat we veilig zijn. Vooral niet als je van waarde blijkt voor de onderzoekers. Dan komen ze je zoeken. En, zoals ik je al zei; als je de aandacht trekt, is de waarschijnlijkheid dat ze je vinden groter. Vandaar het advies om iets minder opzichtig bezig te zijn.' Jon zei het vriendelijk genoeg. Niet dat hij vrienden wilde worden, maar hij hoefde er zelf ook geen vijand bij.
Dus toch... Hij kwam uit The Below. Hij had het natuurlijk kunnen weten, maar dat wilde zeggen dat hij er niks meer vanaf wist. Waarom wist hij er niks meer vanaf. Een zachte grom, al was het niet richting de man, maar duidelijk omdat iets hem niet helemaal aanstond waar hij over vertelde. "Bepaalde klasse? Ik weet niks meer van mijn verblijf daar." Hunter vernauwde zijn ogen richting de man, probeerde te achterhalen of hij zomaar wat uitflapte of er werkelijk meer vanaf wist. "Je bent gedeeltelijk weerwolf... Kan ik dan ook geen 'echte' weerwolf zijn. Mijn ouders waren weerwolven en..." Hij stopte, zijn ouders... Hij hoorde er meer vanaf te weten. Hij hoorde te weten hoe ze eruit zagen. Hij wist het niet, hij wist niks meer. Een van zijn vuisten belandde hard tegen de stenen muur. Zijn tanden groeide, de nagels aan zijn vingers werden langer en zijn ogen leken zelfs nog roder te gloeien. Er was iets mis aan hem, dat was duidelijk. "Hoe kom je bij The Below?" Hij keek nu naar de man, het leek alsof er iets van rust terug was gekeerd. Al was het niet veel, toch was het duidelijk dat hij niet van plan was om de man aan te vallen. Als hun hem wilde, dan konden ze hem krijgen, maar niet zonder een goed gevecht.
Jon fronste even. Hij wist niks van de klassen af? Sterker nog, hij leek vrij weinig tot niks te weten. Over de verdere mijmeringen van de Aziatische jongen dacht hij even na. Kon het? Ja, misschien wel. Maar dan zou de jongen nog zeldzamer zijn dan dat hij al leek. 'Ik... denk het', antwoordde Jon peinzend. 'Het zou je wel een uitzondering maken. Vele pogingen om iemand zo volledig te laten worden als jou, zijn mislukt.' Hij bekeek de jongen nog eens goed. Waren er dingen anders dan de standaard? Zo aan het oppervlak niet. De geur leek ook normaal te zijn. 'Bij The Below?', vroeg Jon enigszins verbaasd. 'Er zijn manieren. Zeker. Het zal echter niet gemakkelijk zijn.' Jon kende verschillende routes. De één was gevaarlijk, de ander kostte nogal wat en de derde duurde lang. Afhankelijk van wat er speelde in The Below. Rond de tijd van een gevecht was het vaak gemakkelijk. Gewoon het juiste bedrag neertellen bij de juiste persoon. En Jon wist bij wie hij dan moest zijn. 'Als je serieus bent over daar naartoe gaan, dan zal je nog twintig dagen moeten wachten. Dan kan je er op de makkelijkste manier komen', zei Jon serieus.
"Hunter, Hunter, Hunter." Een vrouwenstem klonk vanuit de gang. Ze lachte, iets wat meer op een giechel leek. "Je broers en zussen zullen niet blij zijn als je terug komt." De hakken echode door het verlaten pand. Een vrouw met lange blonde haren kwam aanlopen. Ze had een fantastisch figuur, ze was lang, slank en had een grote voorgevel. Hunter gromde en dit zorgde opnieuw voor een lach. De vrouw liep langs Jonathan af en legde een hand op de schouder van Hunter. "Je bent een weerwolf, we hebben je echter beter gemaakt." Ze streelde langs zijn nek en voordat Hunter iets kon doen, sloeg ze haast teder haar armen om hem heen. "We hebben je opgevoed, maar we wilde dat je alles vergat omd-" "Wie ben jij?" Hunter rukte zich los uit haar greep en draaide zich naar haar toe. "Ik ben je 'moeder' ik heb voor je gezorgd toen je bij ons kwam. Je was altijd al mijn lieveling." Hunter kon er niet meer tegen en haalde naar haar uit. De sneeën begonnen heftig te bloeden in haar hals en Angelika Einstürzen schudde haar hoofd. De vrouw draaide zich om en alsof het magie was, verdween ze. "Wat is dit ding." Gromde hij haar na en naar zijn hals wees. Hij draaide zich richting de man. "Wie was zij? Wat kun je me vertellen over The Below en over mijn zogezegde 'klasse'?" Hunter keek nog steeds wat vluchtig om zich heen, bang dat hij die vrouw weer tegen zou komen. Misschien was dit niet de beste plek om erover te praten, maar hij moest nu eenmaal meer over zichzelf weten.
Jon stond de jongeman vreemd aan te kijken. Wie was die zij waar hij over sprak? En tegen wie had hij het überhaupt? Voor Jon had het eruit gezien alsof de jongen ineens tegen een hersenspinsel of zichzelf aan het lullen was. Maar die uithaal naar de lucht deed eerder vermoeden dat het een hersenspinsel was. 'Uhm... Voel jij je wel oké?', vroeg Jon dan ook eerst in plaats van antwoord te geven op de vragen. 'Ik weet niet over welke zij je het hebt. Alleen wij zijn hier.' De verwarring en misschien lichte bezorgdheid was van Jon zijn gezicht te lezen. 'Maar... Om antwoord te geven op je vraag, dat ding is een onderdeel van je lichaam. Dokter Krizuh had het er wel eens over. Het had zelfs een naam. Uh...' Jon krabbelde eens nadenkend door zijn haren. 'Cerberus ofzo... Krizuh mopperde vaak dat hij ook wel gehoorzame honden kon maken zonder dat ding.' Een grijns gleed over Jon zijn gezicht. 'Een fout waar ik de dokter duidelijk op heb gewezen.' Even haalde hij zijn schouders op en liet zijn hand weer langs zijn lichaam vallen. Ook zijn grijns verdween. 'Dat brengt me op jouw klasse, de Rammsteiner. Jullie zouden nagenoeg perfect moeten zijn in snelheid, kracht en herstellend vermogen. Iets wat vaak werd getest tegen andere creaties. Ik heb ook wel eens tegen ze moeten vechten...' Jon wreef kort over de stoppels op zijn rechterwang. Bedenkelijk keek hij naar een punt langs de Aziatische jongen heen. 'Dat is eigenlijk alles wat ik van jouw klasse weet.' Hij rechtte zijn hoofd weer, stak zijn hand in zijn broekzak en keek de jongen aan. 'Over daar beneden vertel ik je wel een andere keer. Hier is het niet meer veilig. De politie zal zo wel komen. Want hoewel dit pand verlaten is, laat de wet niet zomaar over zich heen lopen.' Jon leek weer te willen vertrekken.