Post by Jonathan on May 13, 2015 16:09:08 GMT
De schemer was al gevallen. Hierdoor lag het park er rustig, haast verlaten bij. Want hoewel het park redelijk verlicht was, en er van criminaliteit weinig sprake was in The Surface, leken mensen dergelijke plekken toch liever te vermijden. Iets wat Jon absoluut niet erg vond. Het gaf hem des te meer ruimte om wat meer zichzelf te zijn.
Jon betrad rustig het park. Zijn handen had hij in de zakken van zijn vest gestoken en zijn capuchon was af. Zijn warrige blonde lokken bewogen lichtjes mee op de koele avond wind.
Zijn plan was om eerst een rondje door het hele park te lopen, om vervolgens een gerieflijk plekje uit te zoeken voor sterren kijken. Hij bleef echter even staan toen hij meende iets te horen. Opgewonden stemmen, iets wat klonk als glas of stenen die werden gegooid en het gejank van een hond. Dat zinde Jon niet. Hij versnelde zijn pas in de richting van het geluid. Toen hij zeker wist van welke kant het kwam, trok hij een sprintje.
Daar in het meest afgelegen hoekje van het park zag Jon een groepje jongeren; drie jongens en twee meisjes. De meisjes moedigden de jongens aan, terwijl die van alles aan het gooien waren en zelfs enkele pogingen deden om hun doelwit met hun voeten te raken. Jon keek langs de lichamen heen. Het enige was hij kon zien was een ineen gedoken hoopje botten met al enkele verwondingen.
Dat maakte Jon kwaad. De hond kon zich kennelijk niet verweren en zij bleven maar doorgaan zonder reden. Hij maakte volle snelheid en dook bovenop twee van de drie jongen. Gelijk rolde hij door, draaide zich naar de rest toe en keek hen vernietigend aan.
'Wat heeft die hond jullie ooit misdaan?!', riep hij hen toe.
'Wat gaat jou dat aan?', vroeg één van de meisjes op arrogante toon. Ze had lichtbruin haar met enkele geblondeerde plukken en had make-up op alsof ze achter de ramen zat.
'Is het soms jouw hond?', vroeg het tweede meisje spottend. Zij had zwart haar, maar had ongeveer dezelfde hoeveelheid make-up als de ander.
De twee jongens die getackeld waren, kwamen overeind en zagen er boos uit, terwijl de derde jongen een beetje verdwaasd stond te kijken. Voor ieder van hen was het namelijk alsof Jon uit de lucht was komen vallen. Maar de rest hield zich liever stoer dan zich te laten intimideren.
'Nee, het is niet mijn hond', begon Jon.
'Nou, zo zie je er anders wel uit', grinnikte de brunette.
'Ja, net zo'n vieze zwerver', viel het meisje met de zwarte haren bij.
'Liever een vieze zwerver dan een omhoog gevallen hoer', merkte Jon op, die de jongens scherp in de gaten hield.
De beide meisjes keken alsof ze nog nooit zo beledigd waren. Het teken voor de twee jongens om in de aanval te gaan. Te simpel. De jongens waren traag en lomp in hun aanval. Jon hoekte de één voor zijn kaak, om bij te draaien en de ander een stoot in zijn maag te geven. Er zat dusdanig veel kracht achter zijn stoten dat de één achterover klapte en de ander happend naar adem op zijn knieën zakte.
Jon was echter niet klaar met het groepje. Eerst dook hij op de derde jongen af, die verschrikt naar achteren struikelde. Omdat de jongen daardoor al lag, schopte Jon hem simpel één keer tussen zijn ribben. De jongen rolde zich kreunend op tot een bal, in een poging zijn lichaam tegen verdere aanvallen te beschermen. Dat was voor Jon genoeg en dus richtte hij zich tot de twee meisjes.
'Psychopaat!', gilde de brunette.
Jon grinnikte vreugdeloos.
'Ik? Een psychopaat? Jullie zijn anders degenen die een weerloos dier mishandelen', zei hij, terwijl hij rustig, maar dreigend op de meisjes afliep.
De twee deinsden achteruit. Maar Jon was niet van plan om ze zomaar te laten gaan. Hij sprong naar voren, greep van ieder meisje de haren beet en beukte hun hoofden tegen elkaar. Gelijk liet hij hen weer los.
'Maak dat jullie hier wegkomen!', gromde hij half.
De meiden lieten zich dat geen twee keer zeggen. Hoewel duidelijk niet helemaal honderd meer door de klap, maakten zij zich uit de voeten. De jongens volgden nadat Jon ze een duw in de juiste richting had gegeven.
Nu de bedreiging weg was, kon Jon zich op de hond richten. Hij maakte zich kleiner en stapte rustig dichterbij.
'He daar', sprak hij met zachte stem. 'Mag ik dichterbij komen?'
De hond keek wantrouwend naar hem en gromde zacht. Jon bleef op zijn plek. Wel zakte hij door zijn hurken om nog kleiner over te komen.
'Dat begrijp ik. Ik zou na zoiets ook weinig vertrouwen hebben in mensen', zei hij met een bittere glimlach. 'Maar ik verzeker je dat ik je geen kwaad wil doen.'
Nu schuifelde hij twee pasjes dichterbij. De hond gromde weer, probeerde iets naar achteren de kruipen en liet een halve jank horen door de pijn. Weer bleef Jon op zijn plek.
'Oké. Ik kom niet meer dichterbij', zei hij en hief kort zijn handen op met de handpalmen naar voren.
Hij liet zich op zijn kont zakken en keek bedenkelijk naar de hond. Het dier was zeker uitgemergeld te noemen. Zijn vacht en ogen zagen er vies uit. En de pas opgelopen wonden moesten echt verzorgd worden. Jon schudde even moedeloos zijn hoofd.
'Mensen..', bromde hij. 'Nergens goed voor.'
Bij voorkeur rekende Jon zich al langere tijd niet meer tot mens. Sterker nog, hij was nooit door iemand mens genoemd. Dat was er al vroeg uit geslagen. Hij werd altijd geadresseerd als ding of hond. Nooit als mens. Nee, nooit als iets wat waarde had. Dat heeft hij zichzelf moeten toe-eigenen.
Ineens kreeg Jon een ingeving. Hij had nog een broodje worst in zijn zak. Die had hij eigenlijk voor zichzelf bewaard als avondeten. Het weinige wat hij die dag had, maar hij was bereid het op te geven. Met rustige bewegingen haalde Jon het pakketje uit zijn zak. Hij begon het broodje in tien gelijke delen te scheuren met de worst erbij.
Dit had de aandacht van de hond, maar die verroerde zich voor alsnog niet. Jon legde een deel zo ver als zijn hand kon reiken naar voren. Vervolgens schoof hij zichzelf naar achteren toe en legde daar nog een deel neer. Zo ging hij door tot hij nog maar één deel in zijn hand had. Dat hield hij vast, terwijl hij op zijn rug in het gras ging liggen. Met zijn blik op de lucht gericht wachtte hij af.
Jon betrad rustig het park. Zijn handen had hij in de zakken van zijn vest gestoken en zijn capuchon was af. Zijn warrige blonde lokken bewogen lichtjes mee op de koele avond wind.
Zijn plan was om eerst een rondje door het hele park te lopen, om vervolgens een gerieflijk plekje uit te zoeken voor sterren kijken. Hij bleef echter even staan toen hij meende iets te horen. Opgewonden stemmen, iets wat klonk als glas of stenen die werden gegooid en het gejank van een hond. Dat zinde Jon niet. Hij versnelde zijn pas in de richting van het geluid. Toen hij zeker wist van welke kant het kwam, trok hij een sprintje.
Daar in het meest afgelegen hoekje van het park zag Jon een groepje jongeren; drie jongens en twee meisjes. De meisjes moedigden de jongens aan, terwijl die van alles aan het gooien waren en zelfs enkele pogingen deden om hun doelwit met hun voeten te raken. Jon keek langs de lichamen heen. Het enige was hij kon zien was een ineen gedoken hoopje botten met al enkele verwondingen.
Dat maakte Jon kwaad. De hond kon zich kennelijk niet verweren en zij bleven maar doorgaan zonder reden. Hij maakte volle snelheid en dook bovenop twee van de drie jongen. Gelijk rolde hij door, draaide zich naar de rest toe en keek hen vernietigend aan.
'Wat heeft die hond jullie ooit misdaan?!', riep hij hen toe.
'Wat gaat jou dat aan?', vroeg één van de meisjes op arrogante toon. Ze had lichtbruin haar met enkele geblondeerde plukken en had make-up op alsof ze achter de ramen zat.
'Is het soms jouw hond?', vroeg het tweede meisje spottend. Zij had zwart haar, maar had ongeveer dezelfde hoeveelheid make-up als de ander.
De twee jongens die getackeld waren, kwamen overeind en zagen er boos uit, terwijl de derde jongen een beetje verdwaasd stond te kijken. Voor ieder van hen was het namelijk alsof Jon uit de lucht was komen vallen. Maar de rest hield zich liever stoer dan zich te laten intimideren.
'Nee, het is niet mijn hond', begon Jon.
'Nou, zo zie je er anders wel uit', grinnikte de brunette.
'Ja, net zo'n vieze zwerver', viel het meisje met de zwarte haren bij.
'Liever een vieze zwerver dan een omhoog gevallen hoer', merkte Jon op, die de jongens scherp in de gaten hield.
De beide meisjes keken alsof ze nog nooit zo beledigd waren. Het teken voor de twee jongens om in de aanval te gaan. Te simpel. De jongens waren traag en lomp in hun aanval. Jon hoekte de één voor zijn kaak, om bij te draaien en de ander een stoot in zijn maag te geven. Er zat dusdanig veel kracht achter zijn stoten dat de één achterover klapte en de ander happend naar adem op zijn knieën zakte.
Jon was echter niet klaar met het groepje. Eerst dook hij op de derde jongen af, die verschrikt naar achteren struikelde. Omdat de jongen daardoor al lag, schopte Jon hem simpel één keer tussen zijn ribben. De jongen rolde zich kreunend op tot een bal, in een poging zijn lichaam tegen verdere aanvallen te beschermen. Dat was voor Jon genoeg en dus richtte hij zich tot de twee meisjes.
'Psychopaat!', gilde de brunette.
Jon grinnikte vreugdeloos.
'Ik? Een psychopaat? Jullie zijn anders degenen die een weerloos dier mishandelen', zei hij, terwijl hij rustig, maar dreigend op de meisjes afliep.
De twee deinsden achteruit. Maar Jon was niet van plan om ze zomaar te laten gaan. Hij sprong naar voren, greep van ieder meisje de haren beet en beukte hun hoofden tegen elkaar. Gelijk liet hij hen weer los.
'Maak dat jullie hier wegkomen!', gromde hij half.
De meiden lieten zich dat geen twee keer zeggen. Hoewel duidelijk niet helemaal honderd meer door de klap, maakten zij zich uit de voeten. De jongens volgden nadat Jon ze een duw in de juiste richting had gegeven.
Nu de bedreiging weg was, kon Jon zich op de hond richten. Hij maakte zich kleiner en stapte rustig dichterbij.
'He daar', sprak hij met zachte stem. 'Mag ik dichterbij komen?'
De hond keek wantrouwend naar hem en gromde zacht. Jon bleef op zijn plek. Wel zakte hij door zijn hurken om nog kleiner over te komen.
'Dat begrijp ik. Ik zou na zoiets ook weinig vertrouwen hebben in mensen', zei hij met een bittere glimlach. 'Maar ik verzeker je dat ik je geen kwaad wil doen.'
Nu schuifelde hij twee pasjes dichterbij. De hond gromde weer, probeerde iets naar achteren de kruipen en liet een halve jank horen door de pijn. Weer bleef Jon op zijn plek.
'Oké. Ik kom niet meer dichterbij', zei hij en hief kort zijn handen op met de handpalmen naar voren.
Hij liet zich op zijn kont zakken en keek bedenkelijk naar de hond. Het dier was zeker uitgemergeld te noemen. Zijn vacht en ogen zagen er vies uit. En de pas opgelopen wonden moesten echt verzorgd worden. Jon schudde even moedeloos zijn hoofd.
'Mensen..', bromde hij. 'Nergens goed voor.'
Bij voorkeur rekende Jon zich al langere tijd niet meer tot mens. Sterker nog, hij was nooit door iemand mens genoemd. Dat was er al vroeg uit geslagen. Hij werd altijd geadresseerd als ding of hond. Nooit als mens. Nee, nooit als iets wat waarde had. Dat heeft hij zichzelf moeten toe-eigenen.
Ineens kreeg Jon een ingeving. Hij had nog een broodje worst in zijn zak. Die had hij eigenlijk voor zichzelf bewaard als avondeten. Het weinige wat hij die dag had, maar hij was bereid het op te geven. Met rustige bewegingen haalde Jon het pakketje uit zijn zak. Hij begon het broodje in tien gelijke delen te scheuren met de worst erbij.
Dit had de aandacht van de hond, maar die verroerde zich voor alsnog niet. Jon legde een deel zo ver als zijn hand kon reiken naar voren. Vervolgens schoof hij zichzelf naar achteren toe en legde daar nog een deel neer. Zo ging hij door tot hij nog maar één deel in zijn hand had. Dat hield hij vast, terwijl hij op zijn rug in het gras ging liggen. Met zijn blik op de lucht gericht wachtte hij af.