Post by Hunter on Apr 25, 2015 18:44:10 GMT
Het was een zogenaamd "natuurgebied"
Een klein stukje bos dat niet groter was als 7 voetbal velden. Klein, dat was wat Hunter ervan vond. Hier en daar zag hij uit zijn ooghoek een konijn voorbij schieten. Maar zijn geur liet hem niet in de steek en liet hem blijken dat er meer was als enkel de paar konijnen, maar was er hier en daar ook wat groter wild. Hij was tegen een boom gaan hangen, het schemerde iets, maar vandaag was het geen volle maan. Dat was jammer te noemen, de kracht die hij dan voelde was goed te doen.
De jongen had zijn best gedaan om in de schaduwen te blijven van de stad. Zichzelf niet verdachte te maken; iets wat hem niet altijd goed afging. Vaak genoeg had zijn boosheid ervoor gezorgd dat hij zijn tanden weer in iemand had gezet en droop hij weer af met een mes in zijn lichaam. Te vaak dat er ook nog een dode achterbleef met flinke beetwonden in zijn hals. Het leek soms haast alsof een haai zijn tanden erin had gezet. Het waren niet een aantal liefelijke gaatjes, maar vaak genoeg dat er een hap uit de hals was of een flinke rij tanden die duidelijk niet genoeg konden krijgen van het bloed.
Zijn rode ogen waren gericht naar de grond, bekeken de bladeren die hier en daar tussen de bomen lagen. De wind speelde met de takken en een normaal mens zou vele geluiden niet horen. De hartslag van de angstige haas, het gehijg van een vos; gevlucht uit angst, een vogel die rustig ademhaalde in een van de bomen verderop. Maar toen keek de jongen als geschrokken op. Zijn ogen gericht in de verte, een grijns op zijn lippen. Voer, ditmaal geen menselijk persoon. Maar een dier, een hert wel te verstaan. Het sappige lichaam dat vol gratie weg sprong uit angst. Rustig hing hij zijn jas op aan een tak van de boom en deed zijn schoenen uit. De tas die hij op zijn rug had, werd ook bij de boom gedeponeerd en hij hurkte om de geur goed in zich op te nemen. Hij begon te rennen, klom een boom in om daar met gekraak en wat pijn te veranderen in een wolf. Een zwarte wolf, met de kenmerkende rode ogen die Hunter had. Hij was duidelijk sneller dan normale dieren en de jongen was niet van plan om van zijn doel af te wijken. De reuk kwam steeds dichterbij en nu werd hij opgemerkt door het hert. Deze begon meteen weg te springen. Zoals hij had voorspeld, het dier had lange poten die hem de lucht in wierpen om te vluchten. Een sprong zorgde ervoor dat de wolf op het dier terecht kwam en zijn tanden boorde zichzelf diep in de huid. Zorgde ervoor dat het hert een koprol maakte en zijn nek brak. Iets wat Hunter haast jammer vond, hij had nog graag met het dier willen spelen. Maar nu het dier hier toch dood lag, kon hij net zo goed beginnen met eten. Zoals een wolf betaamd begon hij van het hert te schrokken.
Een klein stukje bos dat niet groter was als 7 voetbal velden. Klein, dat was wat Hunter ervan vond. Hier en daar zag hij uit zijn ooghoek een konijn voorbij schieten. Maar zijn geur liet hem niet in de steek en liet hem blijken dat er meer was als enkel de paar konijnen, maar was er hier en daar ook wat groter wild. Hij was tegen een boom gaan hangen, het schemerde iets, maar vandaag was het geen volle maan. Dat was jammer te noemen, de kracht die hij dan voelde was goed te doen.
De jongen had zijn best gedaan om in de schaduwen te blijven van de stad. Zichzelf niet verdachte te maken; iets wat hem niet altijd goed afging. Vaak genoeg had zijn boosheid ervoor gezorgd dat hij zijn tanden weer in iemand had gezet en droop hij weer af met een mes in zijn lichaam. Te vaak dat er ook nog een dode achterbleef met flinke beetwonden in zijn hals. Het leek soms haast alsof een haai zijn tanden erin had gezet. Het waren niet een aantal liefelijke gaatjes, maar vaak genoeg dat er een hap uit de hals was of een flinke rij tanden die duidelijk niet genoeg konden krijgen van het bloed.
Zijn rode ogen waren gericht naar de grond, bekeken de bladeren die hier en daar tussen de bomen lagen. De wind speelde met de takken en een normaal mens zou vele geluiden niet horen. De hartslag van de angstige haas, het gehijg van een vos; gevlucht uit angst, een vogel die rustig ademhaalde in een van de bomen verderop. Maar toen keek de jongen als geschrokken op. Zijn ogen gericht in de verte, een grijns op zijn lippen. Voer, ditmaal geen menselijk persoon. Maar een dier, een hert wel te verstaan. Het sappige lichaam dat vol gratie weg sprong uit angst. Rustig hing hij zijn jas op aan een tak van de boom en deed zijn schoenen uit. De tas die hij op zijn rug had, werd ook bij de boom gedeponeerd en hij hurkte om de geur goed in zich op te nemen. Hij begon te rennen, klom een boom in om daar met gekraak en wat pijn te veranderen in een wolf. Een zwarte wolf, met de kenmerkende rode ogen die Hunter had. Hij was duidelijk sneller dan normale dieren en de jongen was niet van plan om van zijn doel af te wijken. De reuk kwam steeds dichterbij en nu werd hij opgemerkt door het hert. Deze begon meteen weg te springen. Zoals hij had voorspeld, het dier had lange poten die hem de lucht in wierpen om te vluchten. Een sprong zorgde ervoor dat de wolf op het dier terecht kwam en zijn tanden boorde zichzelf diep in de huid. Zorgde ervoor dat het hert een koprol maakte en zijn nek brak. Iets wat Hunter haast jammer vond, hij had nog graag met het dier willen spelen. Maar nu het dier hier toch dood lag, kon hij net zo goed beginnen met eten. Zoals een wolf betaamd begon hij van het hert te schrokken.